Terwijl het gestandaardiseerd niveauverschil en contactgeluidsniveau beschrijven hoe het geluid van een bron in een andere ruimte zich naar de ontvangstruimte voortplant, geeft de nagalmtijd een indicatie van de invloed van de ruimte op een bron in diezelfde ruimte. De nagalmtijd geeft aan hoelang het duurt voor het geluidsniveau om met 60dB te zakken (zodat men dit niet meer kan horen), wanneer de geluidsbron plots uitgeschakeld wordt. Wanneer een bron geluidsgolven opwekt, zal een deel van dat geluid zich rechtstreeks van de bron naar de luisteraar voortplanten. Dit noemt men het directe geluid en het is deze component die als eerste zal wegvallen bij het afschakelen van de geluidsbron. Het overgrote deel van de geluidsgolven zal dan echter nog met de wanden, vloer en plafond en met verschillende objecten in de ruimte interageren vooraleer ze door de waarnemer gehoord worden. Bij de interactie van de geluidsgolven met die elementen, zal een deel van het geluid gereflecteerd worden. Een ander deel van het geluid wordt geabsorbeerd door het materiaal, terwijl nog een ander deel doorgelaten wordt en zich voortplant door de wanden heen (zie luchtgeluidsisolatie). De tijd die nodig is voor reflecties om bij de luisteraar aan te komen, alsook de mate waarin die reflecties verzwakt worden zijn bepalend voor de nagalmtijd. Hierbij speelt de vorm van de ruimte (volume en geometrie) en de materialen waaruit de verschillende elementen opgebouwd zijn dus een belangrijke rol. Een wetmatigheid die vaak gebruikt wordt om de nagalmtijd in te schatten is de wet van Sabine, die stelt dat de nagalmtijd recht evenredig is met het volume van de ruimte en omgekeerd evenredig met de mate van absorptie van de verschillende wandoppervlaktes.
Het opmeten van de nagalmtijd gebeurt volgens de ISO 3382-2 standaard [3.6]. Hier worden verschillende methodes voorgesteld, waarvan er in dit project twee gebruikt werden. Bij de ‘interrupted noise’-methode wordt een ruissignaal afgespeeld door een omnidirectionele luidspreker. Het geluid wordt dan plots afgeschakeld en men registreert hoelang het duurt vooraleer het geluidsniveau van -5dB tot -25dB gezakt is. Op basis van deze 20dB daling, kan men dan berekenen hoelang het zou duren voor het geluidsniveau om 60dB te zakken (T20). De andere methode is gelijkaardig, alleen wordt in plaats van een omnidirectionele luidspreker met ruissignaal gebruik gemaakt van een impuls als bronsignaal. Een impuls is een sterke geluidspiek, zoals het ontploffen van een ballon of een pistoolschot. Omdat in de praktijk de nagalmtijd afhankelijk is van de beschouwde frequentieband, wordt hier een gemiddelde over de 500Hz tot en met 2kHz band genomen (T20;500Hz-2kHz).
Een studierapport in opdracht van de Vlaamse overheid [3.7] vermeld maximale streefwaarden voor de nagalmtijd: maximaal 1,2s gemeten in gangen of circulatieruimten van WZC’s en maximaal 0,8s in activiteitenlokalen, eetzalen en leefruimten. Er werden geen specificaties voor bewonerskamers vermeld, gezien de nagalmtijd sterk bepaald wordt door de inrichting van de kamer (die anders is bij elke bewoner).