De eerste studie richtte zich op de groep van zorgmedewerkers in de WZC in Vlaanderen [2.11]. Deze groep is heel divers in termen van functies, taken en verantwoordelijkheden die de leden vervullen zowel op het vlak van het goed doen functioneren van de instelling, als op het vlak van de interactie met de bewoners.
De tewerkstelling in WZC is omvangrijk: in 2012 waren 42.358 werknemers met een contract van onbepaalde duur tewerkgesteld in de Vlaamse woonzorgsector (Agentschap Zorg en Gezondheid). Tegelijk is er continu een nood aan extra personeel: in de zorg waren er dan ook liefst - eind 2014 - nog 1116 vacatures voor verpleegkundigen en 517 voor verzorgenden. Volgens het rapport ‘werkbaarheidsprofiel van de zorgmedewerkers’ van de Stichting Innovatie & Arbeid, blijkt – cijfers 2013 – dat 14% van de zorgmedewerkers geen werkbaar werk heeft. De meest ernstige risicofactoren blijken te zijn: de werkdruk (algemeen rapporteren 28,2% van de medewerkers onhoudbare druk) en de emotionele belasting (algemeen rapporteert 42,2 % problemen). In de WZC rapporteert maar liefst 35% werkstress. In kader van dit project is vooral de ‘emotionele belasting’ een kwestie. Maar liefst 35% van de zorgmedewerkers is sterk emotioneel belast. De literatuur spreekt in dit kader over ‘moral distress’ [2.12]. Werknemers in de WZC beschouwen daarbij vooral agitatie als ‘ongepast, storend en verwoestend’ gedrag [2.13]. Dit kan verklaard worden door het feit dat veel zorgmedewerkers in WZC een ‘zorgattitude’ hebben. Ze willen graag ‘goede’ zorg bieden, maar vaak botsen ze dan tegen hun grenzen aan. Ze beschikken niet altijd over de mogelijkheden om ouderen met dementie die erg geagiteerd kunnen zijn, op een adequate manier te begeleiden omwille van gebrek aan tijd, vaak ook aan vaardigheden omdat het niet aan bod komt in de opleidingen. Er zijn een aantal studies bekend in België die de kwaliteit van werk van zorgmedewerkers onderzocht hebben, maar er werd voor zover wij weten nog niet onderzocht of akoestiek (of de perceptie ervan) invloed heeft op de kwaliteit van wonen en werken in een WZC. Dit is jammer omdat we weten dat akoestiek een belangrijke factor is en een belangrijke stressor kan zijn voor individuen.
AcustiCare onderzocht daarom de invloed van de geluidsomgeving op gedragsproblemen bij personen met dementie die wonen in een WZC. Er werd een enquête verzonden naar alle Vlaamse WZC om in eerste instantie na te gaan in welke mate zorgverleners zelf denken dat de geluidsomgeving als trigger fungeert in het ontstaan en/of verminderen en/of vermeerderen van BPSD. Daarnaast wilden we ook een zicht krijgen op de kwaliteit van de geluidsomgeving in de Vlaamse WZC. De enquête werd online verspreid naar alle WZC die we via de sociale kaart konden identificeren met de steun van de koepelorganisaties, het expertisecentrum dementie, de Vlaamse Ouderenraad en de leden van de gebruikersgroep. De online survey werd in de maanden april en mei 2017 verspreid met een herhalingsmailing om de respons zo hoog mogelijk te maken. Er werden 230 antwoorden verzameld van zorgverleners, waaronder 95 directe zorgverleners (vnl. verpleegkundigen en paramedici), 88 hoofdverpleegkundigen en 47 personen die een managementfunctie uitoefenen. De regionale verspreiding van de antwoorden overheen Vlaanderen is ter illustratie in onderstaande figuur weergegeven.
De resultaten geven een inzicht in de kwaliteit van de geluidsomgeving van het WZC en de houding van het WZC en de zorgverleners t.o.v. de geluidsomgeving en hoe zij in het kader van zorg voor ouderen met dementie tegenover het beïnvloeden van de geluidsomgeving staan.
Zorgverleners erkenden dat de geluidsomgeving BPSD beïnvloedt, ze gaven aan dat gedragsproblemen kunnen ontstaan door luide geluiden (84%) zoals verkeerslawaai of verbouwingswerken, stille geluiden (56%) zoals gefluister, repetitieve geluiden (77%) maar ook door verbaal- en
non-verbaal lawaai gecreëerd door medebewoners (resp. 91% en 84%), zoals hieronder weergegeven.
Verschillende factoren in de omgeving kunnen dus duidelijk gedragsproblemen bij personen met dementie uitlokken.
Ook factoren die het gevolg zijn van normale veroudering en dus niet rechtstreeks in verband staan met dementie, kunnen leiden tot het ontstaan van gedragsproblemen, zo kan hardhorigheid volgens 84% van de respondenten een oorzaak van gedragsproblemen zijn.
De enquête peilde ook naar hoe bewust zorgverleners omgaan met de geluidsomgeving in het WZC tijdens hun werkdag. Uit het onderzoek bleek dat bewoners slechts in beperkte mate hun eigen geluidsomgeving in het WZC kunnen beïnvloeden. Op het eerste zicht lijkt het vanzelfsprekend dat bewoners zelf de televisie en radio kunnen bedienen maar in de praktijk wordt de afstandsbediening soms op een onbereikbare plaats bewaard ‘Zodat bewoners het niet meenemen of verstoppen’. In sommige WZC is er via een centraal systeem een radio hoorbaar in de gang die door de bewoners zelf niet kan bediend worden. Wie in een WZC woont is dus ‘beperkt’ om autonoom de geluidsomgeving naar zijn/haar wensen te creëren.
De zorgverleners ervaarden daarentegen wél een grote autonomie om de geluidsomgeving te veranderen tijdens hun werkdag. Zij gaven aan dat ze bewust de radio en/of televisie aan- en uit zetten, maar ook beïnvloeden ze de omgeving actief door het aan- en uit of luider- en stiller zetten van bijvoorbeeld hun telefoontoestel en de airconditioning of door het omroepsysteem op bepaalde kamers uit te schakelen enz. . Meer dan 70% van de zorgverleners had de radio en/of televisie bewust aan- of uit gezet tijdens zijn/haar laatste werkdag. Opvallend is dat niet alleen directe zorgverleners en hoofdverpleegkundigen hier aandacht voor hadden, ook personen in een managementfunctie (70%) beantwoordden deze vraag positief.
Naast radio en televisie produceren ook diverse andere bronnen in het WZC achtergrondgeluiden. We denken hierbij aan bewoners die in de leefzaal met elkaar praten, zorgverleners die in de verpleegpost overleg hebben, familieleden die elkaar tegenkomen in de gang, meldingen die via het omroepsysteem hoorbaar zijn, het onderhoudsen keukenpersoneel die met een kar door de gang rijden.
Al deze achtergrondgeluiden kunnen leiden tot onrust bij bewoners met dementie, aldus de respondenten. Dit soort ‘achtergrondlawaai’ werd door de helft van de zorgverleners nauwelijks beïnvloedt.
Naast de houding van zorgverleners ten opzichte van de geluidsomgeving werd ook de kwaliteit van de geluidsomgeving bevraagd. Om deze kwaliteit te bevragen werd aan de deelnemers gevraagd te denken aan een plaats (leefzaal/kamer) waar ze vaak zorg verlenen. Met deze concrete situatie voor ogen werd gepolst naar de mate waarin zorgverleners enerzijds deze akoestische omgeving ervaarden en anderzijds in welke mate zij deze akoestische omgeving geschikt vonden voor de context. Gemiddeld scoorden de respondenten (n = 212) de geluidsomgeving 6,42 op 10. Er werd een hogere waarde gegeven aan de akoestiek van de bewonerskamer (6,89/10) ten opzichte van de akoestiek in de leefzaal (6,30/10). Rekening houdend met de context op een bepaald moment (bv. tijdens de ochtend) gaven zorgverleners de akoestische omgeving 6,73 op 10. Ook hier ligt het gemiddelde van de bewonerskamer (7,16/10) hoger dan dit van de leefzaal (6,61/10). Deze resultaten zijn hieronder voorgesteld: